ECLI:NL:HR:2013:767

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 september 2013
Publicatiedatum
24 september 2013
Zaaknummer
12/00134
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van het recht op rechtsbijstand in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, gewezen op 11 november 2011. De verdachte, geboren in 1986, heeft hoger beroep ingesteld, maar was niet aanwezig tijdens de zittingen. De raadsvrouw van de verdachte, mr. M. Jeltes, was ook niet aanwezig, terwijl mr. C. Stroobach als de oorspronkelijke raadsman was aangesteld. Het Hof heeft geoordeeld dat de bepalingen van artikel 51 van het Wetboek van Strafvordering niet zijn nageleefd, omdat er geen bewijs was dat mr. Stroobach op de hoogte was van de zitting. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het Hof onterecht heeft aangenomen dat de opvolgende raadsman niet als zodanig erkend hoefde te worden. De Hoge Raad benadrukt dat indien uit het dossier blijkt dat de verdachte voorzien is van rechtsbijstand, deze raadsman als zodanig moet worden erkend. De niet-naleving van artikel 51 Sv kan de geldigheid van de behandeling van de zaak in gevaar brengen. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam voor herbehandeling.

Uitspraak

24 september 2013
Strafkamer
nr. 12/00134
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 11 november 2011, nummer 23/004117-10, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. C.F. van Drumpt, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De waarnemend Advocaat-Generaal J. Wortel heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel behelst de klacht dat in hoger beroep het voorschrift van art. 51 Sv niet is nageleefd.
2.2.1.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 22 maart 2011 houdt onder meer in:
"De verdachte, hoewel behoorlijk gedagvaard als:
(...)
is niet verschenen.
Als raadsvrouw van de verdachte is opgeroepen, mr. M. Jeltes, advocate te Amsterdam. Zij is evenmin ter terechtzitting aanwezig.
(...)
De griffier deelt mede dat hij zojuist telefonisch contact heeft gehad met de raadsvrouw, waarbij zij hem heeft medegedeeld dat zij destijds op verzoek van mr. C. Stroobach, advocate te Amsterdam, namens de verdachte hoger beroep heeft ingesteld en dat voornoemde mr. Stroobach heden verhinderd is ter terechtzitting te verschijnen daar zij met vakantie is.
Gehoord de advocaat-generaal, deelt de raadsheer vervolgens als beslissing van het hof mede dat het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd wordt geschorst, met bevel tot oproeping van de verdachte en diens raadsvrouw, mr. C. Stroobach, tegen die nog nader te bepalen terechtzitting."
2.2.2.
Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 11 november 2011, naar aanleiding waarvan het bestreden arrest is gewezen, houdt onder meer in:
"Als raadsvrouw van de verdachte is opgeroepen mr. M. Jeltes, advocaat, kantoorhoudende aan de Van Baerlestraat 146 1071 BE Amsterdam, kennelijk omdat zij namens verdachte appèl heeft aangetekend. De voorzitter wijst er op dat in deze zaak een appèlschriftuur is ingediend door mr. C. Stroobach.
De voorzitter wijst er op dat bij een eerdere aanhouding van de zaak door de raadsheer, die toen, op 22 maart 2011, over de zaak zat melding is gemaakt van een telefonische mededeling van mr. M. Jeltes, dat niet zij, maar mr. C. Stroobach als advocaat van verdachte zal optreden. De voorzitter constateert echter dat mr. C. Stroobach zich tot tot dusver niet heeft gesteld als opvolgende raadsman van verdachte en dat kennelijk, gelet daarop tegen deze zitting mr. M. Jeltes is opgeroepen. Zij is echter evenmin als mr. C. Stroobach ter terechtzitting aanwezig.
De advocaat-generaal vordert verstek en verzoekt met de behandeling van de zaak voort te gaan, buiten aanwezigheid van verdachte en van de verdediging.
Het gerechtshof verleent verstek tegen de niet verschenen verdachte. Nu mr. M. Jeltes heeft gemeld niet als raadsvrouw te zullen optreden, acht het hof het niet aangewezen met haar contact op te nemen, om haar naar de reden van haar afwezigheid te vragen. Het hof gaat ervan uit dat zij mr. C. Stroobach heeft verwittigd van het heden dienen van de zaak te dezen ure, doch constateert dat hij zich niet heeft gesteld als opvolgend raadsman. Het hof beveelt dat met de behandeling van de zaak zal worden voortgegaan."
2.2.3.
Bij de stukken bevindt zich het dubbel van de oproeping van de verdachte voor de terechtzitting in hoger beroep van 11 november 2011. Noch uit mededelingen gesteld op dat dubbel, noch uit enig ander aan de Hoge Raad gezonden stuk kan blijken dat een afschrift van die oproeping aan mr. C. Stroobach is gezonden.
2.3.
Uit hetgeen hiervoor is weergegeven, in onderlinge samenhang beschouwd, vloeit het ernstige vermoeden voort dat ten aanzien van voormelde oproeping het voorschrift vervat in de tweede volzin van art. 51 Sv niet is nageleefd. Daarbij verdient opmerking dat het kennelijke oordeel van het Hof dat die bepaling toepassing mist nu mr. Stroobach zich niet als raadsvrouwe had gesteld, onjuist is. Indien uit enig in het dossier aanwezig stuk - zoals een appelschriftuur - aan de rechter of de andere justitiële autoriteiten kan blijken dat de verdachte voor de desbetreffende aanleg voorzien is van rechtsbijstand door een raadsman, dan behoort deze raadsman als zodanig te worden erkend (vgl. HR 19 december 2000, ECLI:NL:HR:2000:ZD2182, NJ 2001/161).
Dit in het belang van de verdachte gegeven voorschrift van art. 51 Sv is van zo grote betekenis dat, al wordt dit niet uitdrukkelijk in de wet bepaald, de niet-nakoming ervan moet worden geacht aan een geldige behandeling van de zaak ter terechtzitting buiten tegenwoordigheid van de verdachte en diens raadsman in de weg te staan. Dit is slechts anders indien de rechter voor wie de zaak is aangebracht in redelijkheid mag aannemen dat de verdachte geen prijs erop heeft gesteld hetzij ter terechtzitting te verschijnen en aldaar door zijn raadsman te worden bijgestaan hetzij in zijn afwezigheid door zijn uitdrukkelijk gemachtigde raadsman het woord ter verdediging te laten voeren.
Een goede procesorde brengt voorts mee dat wanneer - zoals in het onderhavige geval - reden bestaat tot twijfel omtrent het nageleefd zijn van voormeld voorschrift, de rechter niet, zoals het Hof heeft gedaan, ervan mag uitgaan dat de aanvankelijke raadsman de opvolgende raadsman heeft verwittigd van de behandeling van de zaak doch, alvorens nadat de zaak is uitgeroepen het onderzoek ter terechtzitting voort te zetten, zich ervan vergewist dat hetzij voormeld voorschrift is nageleefd hetzij één der voormelde uitzonderingsgevallen zich voordoet.
Noch uit het bestreden arrest noch uit het proces-verbaal van de terechtzitting van 11 november 2011 blijkt echter dat het een of het ander is geschied.
2.4.
Het middel is dus terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
24 september 2013.