Uitspraak
wonende te [woonplaats],
kantoorhoudende te Groningen,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
20 september 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 september 2013 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [eiser] tegen het arrest van het gerechtshof te Leeuwarden. Het geschil betreft de voldoening van een belastingschuld door een (hoofdelijk) aansprakelijke bestuurder, in het kader van de Invorderingswet 1990. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder een vonnis van de rechtbank Groningen en een arrest van het gerechtshof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De advocaat van [eiser] heeft gereageerd op de conclusie van de Advocaat-Generaal, die tot verwerping van het beroep strekte. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van [eiser] niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, die zijn begroot op een totaal van € 4.689,34. Deze uitspraak benadrukt het belang van de rechtszekerheid en de toepassing van het gelijkheidsbeginsel in belastingzaken.