ECLI:NL:HR:2013:68

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 juli 2013
Publicatiedatum
8 juli 2013
Zaaknummer
12/02365
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep wegens het ontbreken van middelen van cassatie

In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van de verdachte in het cassatieberoep. De verdachte, geboren in 1983, heeft beroep ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 20 maart 2012, met nummer 24/000983-08. Het beroep in cassatie is geregistreerd onder nummer 12/02365. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep, omdat er geen schriftuur houdende middelen van cassatie is ingediend. Dit is in strijd met de wettelijke termijn en het voorschrift van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor kan de Hoge Raad de verdachte niet in het beroep ontvangen.

De Hoge Raad heeft op 2 juli 2013 uitspraak gedaan en de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het cassatieberoep. De uitspraak is gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart. Deze beslissing is genomen tijdens een openbare terechtzitting. De zaak benadrukt het belang van het indienen van middelen van cassatie binnen de gestelde termijn, en de gevolgen van het niet naleven van deze procedurele vereisten voor de ontvankelijkheid van het beroep.

Uitspraak

2 juli 2013
Strafkamer
nr. 12/02365
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 20 maart 2012, nummer 24/000983-08, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en W.F. Groos, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
2 juli 2013.