Uitspraak
[verdachte]
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Slotsom
5.Beslissing
10 september 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 september 2013 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, dat op 8 februari 2011 was gewezen. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. A.H. Gaastra, advocaat te Schiphol. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse concludeerde tot vermindering van de opgelegde straf en tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden, wat geen nadere motivering vereiste volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO).
Echter, de Hoge Raad constateerde dat er meer dan twee jaar waren verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep, wat leidde tot de conclusie dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was overschreden. Dit resulteerde in een vermindering van de aan de verdachte opgelegde geldboete van € 15.000,- naar € 13.500,-.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de hoogte van de geldboete, en verwierp het beroep voor het overige. De uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in strafzaken en de gevolgen van overschrijding daarvan voor de opgelegde straffen.