Uitspraak
Fiscale eenheid [X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank te Haarlemvan 8 oktober 2009, nr. AWB 07/4082, betreffende een op aangifte voldaan bedrag aan omzetbelasting.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de aftrek van omzetbelasting door een fiscale eenheid, bestaande uit [D] B.V. en [C]. De zaak betreft de vraag of de kosten van verbouwingswerkzaamheden aan een privéwoning, waarin een werkkamer is gecreëerd, kunnen worden aangemerkt als investeringsgoed voor de onderneming van belanghebbende. De belanghebbende had over het tijdvak van 1 januari 2006 tot en met 31 maart 2006 omzetbelasting voldaan en verzocht om teruggaaf, wat door de Inspecteur was afgewezen. De Rechtbank te Haarlem had het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraak van de Inspecteur vernietigd, maar de Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank een onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd. De Hoge Raad heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en de zaak verwezen naar de Rechtbank Den Haag voor verdere behandeling. De Hoge Raad benadrukte dat het van belang is om te onderzoeken welke verbouwingswerkzaamheden als investeringsgoed kunnen worden aangemerkt en of deze werkzaamheden zijn uitgevoerd met het voornemen om deze voor bedrijfsdoeleinden te gebruiken. Tevens werd de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie.