Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beoordeling van het eerste middel
4.Slotsom
5.Beslissing
3 september 2013.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, dat op 15 november 2011 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1989, heeft beroep ingesteld tegen de strafoplegging die door het hof was opgelegd. De advocaat van de verdachte, mr. M.J. van Weerden, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging. Hij heeft verzocht om terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof, zodat deze opnieuw kan worden berecht en afgedaan, en heeft het beroep voor het overige verworpen.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het eerste middel, dat klaagt over de tegenstrijdigheid van de oplegging van de werkstraf met de motivering daarvan, terecht is voorgesteld. De Hoge Raad oordeelt dat er geen grond is voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. De beslissing van de Hoge Raad is dat de bestreden uitspraak wordt vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling van de strafoplegging, terwijl het beroep voor het overige wordt verworpen. Deze uitspraak is gedaan op 3 september 2013 en is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en V. van den Brink, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.