Op 9 augustus 2013 heeft de Hoge Raad der Nederlanden in de zaak met nummer 13/00858 het beroep in cassatie van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldenzaal niet-ontvankelijk verklaard. Dit arrest volgde op een eerdere uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 15 januari 2013, waarin het College in beroep was gegaan tegen een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken.
De Hoge Raad beoordeelde de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie en constateerde dat het beroepschrift niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5, lid 1, letter d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet de gronden van het beroep bevatte. De griffier van de Hoge Raad had het College op 26 februari 2013 de gelegenheid gegeven om dit verzuim te herstellen, maar het College heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.
Aangezien het verzuim niet is hersteld, heeft de Hoge Raad, in overeenstemming met artikel 6:6 Awb, besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Het arrest is openbaar uitgesproken en er is een griffierecht van € 478 opgelegd aan het College.