ECLI:NL:HR:2013:376

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 augustus 2013
Publicatiedatum
6 augustus 2013
Zaaknummer
13/00452
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake AOW-besluit Sociale Verzekeringsbank

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 augustus 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van de Centrale Raad van Beroep. De zaak betreft een beroep in cassatie van een belanghebbende tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 14 december 2012, met nummer 11/2317 AOW. Dit hoger beroep was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank te Amsterdam (nr. AWB 10/2872 AOW) die betrekking had op een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW). De belanghebbende heeft in cassatie twee middelen voorgesteld, waarop de SVB een verweerschrift heeft ingediend. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 53, lid 1, van de AOW, dat de mogelijkheid van cassatie tegen uitspraken van de Centrale Raad regelt. De Hoge Raad oordeelde dat de voorgestelde middelen, voor zover zij betrekking hadden op schending of verkeerde toepassing van de relevante bepalingen, niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft verder geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, en dit arrest is openbaar uitgesproken op 9 augustus 2013.

Uitspraak

Hoge Raad der Nederlanden
Derde Kamer
Nr. 13/00452
9 augustus 2013
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 14 december 2012, nr. 11/2317 AOW, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Amsterdam (nr. AWB 10/2872 AOW) betreffende een besluit van de Sociale verzekeringsbank (hierna: de SVB) ingevolge de Algemene Ouderdomswet (hierna: de AOW).

1.Het geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Centrale Raad beroep in cassatie ingesteld en daarbij twee middelen voorgesteld.
De SVB heeft een verweerschrift ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

2.1.
Ingevolge artikel 53, lid 1, van de AOW kan beroep in cassatie worden ingesteld tegen uitspraken van de Centrale Raad ter zake van schending of verkeerde toepassing van de artikelen 1, derde tot en met zevende lid, 2, 3 en 6 en de op die artikelen berustende bepalingen.
2.2.
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen – voor zover zij al zijn voorgesteld ter zake van schending of verkeerde toepassing van de hiervoor in 2.1. vermelde bepalingen – niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.M.F. van Loon als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2013.