ECLI:NL:HR:2013:375

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 augustus 2013
Publicatiedatum
6 augustus 2013
Zaaknummer
13/00337
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Centrale Raad van Beroep inzake Werkloosheidswet

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 augustus 2013 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De zaak betreft een hoger beroep dat door belanghebbende was ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank te Arnhem, die betrekking had op een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) ingevolge de Werkloosheidswet. De Centrale Raad van Beroep had op 7 december 2012 uitspraak gedaan in deze kwestie, met nummer 11/946 WW.

Belanghebbende heeft in cassatie een middel voorgesteld, waarop het UWV een verweerschrift heeft ingediend. Na de indiening van een conclusie van repliek door belanghebbende en een conclusie van dupliek door het UWV, heeft de Hoge Raad de zaak beoordeeld. De Hoge Raad oordeelde dat het voorgestelde middel niet tot cassatie kon leiden. Dit oordeel was gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook overwogen dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard, waarmee de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep in stand bleef. Dit arrest is gewezen door vice-president M.W.C. Feteris als voorzitter, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en R.J. Koopman, en is openbaar uitgesproken op 9 augustus 2013.

Uitspraak

Hoge Raad der Nederlanden
Derde Kamer
Nr. 13/00337
9 augustus 2013
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 7 december 2012, nr. 11/946 WW, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank te Arnhem (nr. AWB 10/1467) betreffende een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: het UWV) ingevolge de Werkloosheidswet.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Centrale Raad beroep in cassatie ingesteld en daarbij een middel voorgesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Het UWV heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2.Beoordeling van het middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling (vgl. HR 11 juli 2003, nr. 432, LJN AH9766, BNB 2003/310).

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 9 augustus 2013.