ECLI:NL:HR:2013:2096

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2013
Publicatiedatum
19 december 2013
Zaaknummer
13/05114
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een arrest betreffende navorderingsaanslag inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest van 12 juli 2013, dat betrekking had op een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en een boetebeschikking voor het jaar 2004. De belanghebbende had verzocht om herziening van het arrest, maar de Hoge Raad oordeelde dat het verzoek geen behandeling in cassatie rechtvaardigde. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat het verzoekschrift geen nieuwe feiten of omstandigheden bevatte die relevant waren voor de herziening, zoals vereist volgens artikel 8:119, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Hoge Raad concludeerde dat het verzoek niet-ontvankelijk was en verklaarde dit in zijn beslissing. De uitspraak werd gedaan door raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met raadsheren P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld, en werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

20 december 2013
Nr. 13/05114
Arrest
gewezen op het verzoek van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tot herziening van het arrest van de
Hoge Raad der Nederlandenvan 12 juli 2013, nr. 12/04317, ECLI:NL:HR:2013:33, betreffende een aan belanghebbende over het jaar 2004 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven boetebeschikking.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening

De Hoge Raad is van oordeel dat het ingediende verzoek geen behandeling in cassatie rechtvaardigt omdat het klaarblijkelijk niet tot herziening van voormeld arrest en derhalve niet tot cassatie kan leiden, aangezien het verzoekschrift geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, lid 1, van de Awb behelst.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het verzoek niet-ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het verzoek tot herziening niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2013.