ECLI:NL:HR:2013:2095

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 december 2013
Publicatiedatum
19 december 2013
Zaaknummer
13/05113
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en boetebeschikking

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 december 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest. Het verzoek was ingediend door de belanghebbende naar aanleiding van een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en de daarbij opgelegde boete voor het jaar 2005. Het eerdere arrest, waartegen herziening werd verzocht, dateert van 12 juli 2013 en had betrekking op dezelfde navorderingsaanslag, met nummer 12/04318 en ECLI:NL:HR:2013:34.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het verzoek tot herziening niet ontvankelijk is. De reden hiervoor is dat het verzoekschrift geen nieuwe feiten of omstandigheden bevatte die onder artikel 8:119, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vallen. Dit betekent dat het verzoek niet kan leiden tot herziening van het eerdere arrest, en derhalve ook niet tot cassatie. De Hoge Raad heeft, na het horen van de Procureur-Generaal, besloten het verzoek niet-ontvankelijk te verklaren.

De uitspraak is gedaan door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren. Deze uitspraak benadrukt het belang van het indienen van relevante en substantiële nieuwe feiten bij een verzoek tot herziening, om in aanmerking te komen voor een herbeoordeling door de Hoge Raad.

Uitspraak

20 december 2013
Nr. 13/05113
Arrest
gewezen op het verzoek van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tot herziening van het arrest van de
Hoge Raad der Nederlandenvan 12 juli 2013, nr. 12/04318, ECLI:NL:HR:2013:34, betreffende een aan belanghebbende over het jaar 2005 opgelegde navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven boetebeschikking.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening

De Hoge Raad is van oordeel dat het ingediende verzoek geen behandeling in cassatie rechtvaardigt omdat het klaarblijkelijk niet tot herziening van voormeld arrest en derhalve niet tot cassatie kan leiden, aangezien het verzoekschrift geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:119, lid 1, van de Awb behelst.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het verzoek niet-ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het verzoek tot herziening niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2013.