Uitspraak
gevestigd te Ermelo,
gevestigd te Renswoude,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
18 september 2013 op die conclusie gereageerd.
4.Beslissing
20 december 2013.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de vraag of de verjaring van een vordering tot schadevergoeding in het kader van internationaal wegvervoer, zoals geregeld in het CMR-verdrag, kan worden geschorst of gestuit volgens nationaal recht. De eiseres, Brinky Bouw en Ontwikkeling B.V., had Hazeleger Transporten B.V. opdracht gegeven om een zending kuikens van Denemarken naar Rusland te vervoeren. Tijdens het vervoer zijn veel kuikens overleden, wat leidde tot een schadeclaim van Brinky. Hazeleger verweerde zich met een beroep op verjaring, stellende dat de verjaringstermijn van één jaar, zoals bepaald in artikel 32 lid 1 CMR, was verstreken. De rechtbank verwierp dit beroep, maar het hof oordeelde dat de vordering van Brinky was verjaard. De Hoge Raad moest nu beoordelen of de schorsing van de verjaring, die plaatsvond door de aansprakelijkstelling van Brinky, ook na de afwijzing van de aansprakelijkheid door Hazeleger kon worden voortgezet door middel van nieuwe stuitingshandelingen. De Hoge Raad concludeerde dat de schorsing van de verjaring door de aansprakelijkstelling niet opnieuw kon worden gestuit door latere schriftelijke vorderingen, omdat deze betrekking hadden op hetzelfde onderwerp. De Hoge Raad verwierp het cassatieberoep van Brinky en bevestigde de uitspraak van het hof.