Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
17 december 2013.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, gedateerd 15 december 2011, met nummer 20/001925-10. De verdachte, geboren in 1979, heeft zijn beroep in cassatie laten indienen door zijn advocaat, mr. C. Waling, te 's-Gravenhage. In de schriftelijke indiening is een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht en daar deel van uitmaakt. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de raadsman schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat een nadere motivering niet nodig is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft derhalve het beroep verworpen.
De uitspraak is gedaan op 17 december 2013 door de Hoge Raad der Nederlanden, met de raadsheer J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink. De waarnemend griffier A.C. ten Klooster was aanwezig bij de uitspraak, die plaatsvond ter openbare terechtzitting.