Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Slotsom
5.Beslissing
17 december 2013.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, gedateerd 24 juli 2012. De Hoge Raad heeft op 17 december 2013 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 12/03773. De advocaat van de verdachte, mr. G. Spong, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en tot vermindering daarvan.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft volgens artikel 81, eerste lid, RO geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt. Aangezien er meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep, is de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM, overschreden. Dit heeft geleid tot de conclusie dat de opgelegde gevangenisstraf van twintig jaren verminderd moet worden.
In de slotsom heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigd, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De straf is verminderd tot negentien jaren en elf maanden, terwijl het beroep voor het overige is verworpen. Deze beslissing is genomen door de raadsheer H.A.G. Splinter-van Kan als voorzitter, samen met de raadsheren W.F. Groos en V. van den Brink, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.