In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 december 2013 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie. Het beroep was ingesteld door belanghebbenden tegen uitspraken van de Centrale Raad van Beroep van 12 maart 2013, die betrekking hadden op besluiten van de Sociale Dienst van de gemeente Weststellingwerf, genomen op basis van de Wet werk en bijstand. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die door de belanghebbenden naar voren waren gebracht, geen behandeling in cassatie rechtvaardigden. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat de belanghebbenden klaarblijkelijk onvoldoende belang hadden bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft, gehoord de Procureur-Generaal, het beroep in cassatie dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Deze beslissing werd genomen in het kader van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. Het arrest is gewezen door raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met raadsheren P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld, en werd in het openbaar uitgesproken. De uitspraak benadrukt het belang van ontvankelijkheid in cassatieprocedures en de noodzaak voor belanghebbenden om voldoende belang aan te tonen bij hun beroep.