ECLI:NL:HR:2013:171

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2013
Publicatiedatum
24 juli 2013
Zaaknummer
12/05388
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof Amsterdam inzake navorderingsaanslag en inkomstenbelasting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2013 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. Het beroep was gericht tegen de uitspraak van het Hof van 1 november 2012, waarin de navorderingsaanslag en de aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor de jaren 2003, 2004 en 2005 aan de orde waren. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag en de opgelegde boete, welke door de Inspecteur werden gehandhaafd. De Rechtbank te Haarlem had de beroepen voor de jaren 2003 en 2005 gegrond verklaard, terwijl het beroep voor het jaar 2004 ongegrond werd verklaard. De Rechtbank vernietigde de boetebeschikking voor 2003 en verminderde de aanslag voor 2005.

Belanghebbende ging in hoger beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank gedeeltelijk vernietigde. Het Hof verklaarde het beroep voor de navorderingsaanslag over 2003 ongegrond en de beroepen voor de jaren 2004 en 2005 gegrond, waarbij de uitspraken van de Inspecteur werden vernietigd en de aanslagen werden verminderd. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld, waarbij verschillende middelen werden voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in.

De Hoge Raad oordeelde dat de voorgestelde middelen niet tot cassatie konden leiden. Dit werd niet verder gemotiveerd, aangezien de middelen geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling opriepen. De Hoge Raad achtte geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten en verklaarde het beroep in cassatie ongegrond. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 12 juli 2013.

Uitspraak

12 juli 2013
nr. 12/05388
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Amsterdamvan 1 november 2012, nrs. 11/00378 t/m 11/00380, betreffende een navorderingsaanslag en aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1.Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende is over het jaar 2003 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, alsmede een boete.
Voorts zijn aan belanghebbende voor de jaren 2004 en 2005 aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd.
De navorderingsaanslag, de boetebeschikking en de aanslagen zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
De Rechtbank te Haarlem (nrs. AWB 09/5418 t/m 09/5420) heeft de tegen de uitspraken ingestelde beroepen voor de jaren 2003 en 2005 gegrond verklaard, het beroep voor het jaar 2004 ongegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur voor 2003 voor zover betrekking hebbende op de boete alsmede de boetebeschikking voor dat jaar vernietigd, de uitspraak van de Inspecteur voor het jaar 2005 vernietigd, de aanslag alsmede de boetebeschikking voor dat jaar verminderd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. De Inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, behoudens de beslissingen betreffende de vergrijpboete, de proceskosten en het griffierecht, het bij de Rechtbank ingestelde beroep betreffende de navorderingsaanslag over 2003 ongegrond verklaard, de bij de Rechtbank ingestelde beroepen betreffende de aanslagen voor de jaren 2004 en 2005 gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur betreffende de aanslagen voor de jaren 2004 en 2005 vernietigd en die aanslagen verminderd.

2.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

3.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president M.W.C. Feteris als voorzitter, en de raadsheren P.M.F.van Loon en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma, en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2013.