ECLI:NL:HR:2013:166

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2013
Publicatiedatum
24 juli 2013
Zaaknummer
12/04341
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen naheffingsaanslag loonbelasting en boetebeschikking

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2013 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van [X] B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch. Het beroep in cassatie was gericht tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem, die de naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij opgelegde boete had vernietigd. De naheffingsaanslag was opgelegd voor het tijdvak van 1 januari 1999 tot en met 31 december 2001. Na bezwaar tegen de naheffingsaanslag en de boetebeschikking, had de Inspecteur deze handhaafd. Het Gerechtshof te Arnhem had vervolgens het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, maar de Hoge Raad vernietigde deze uitspraak op 14 november 2008 en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch voor verdere behandeling.

Het Hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en wederom de naheffingsaanslag gehandhaafd, maar de boetebeschikking vernietigd. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende opnieuw cassatie ingesteld, waarbij vier middelen zijn voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de middelen niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

In de beslissing heeft de Hoge Raad ook aangegeven dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch in stand bleef.

Uitspraak

12 juli 2013
nr. 12/04341
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te ’s-Hertogenboschvan 2 augustus 2012, nr. 08/00703, betreffende een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven boetebeschikking.

1.Het geding in feitelijke instantie

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 1999 tot en met 31 december 2001 een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, alsmede een boete.
De naheffingsaanslag en de boetebeschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
Het Gerechtshof te Arnhem heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag gehandhaafd en de boetebeschikking vernietigd.

2.Het eerste geding in cassatie

De uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem is op het beroep van belanghebbende bij arrest van de Hoge Raad van 14 november 2008, nr. 42601, LJN BG4256, BNB 2009/37, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
Het Hof heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken op bezwaar vernietigd, de naheffingsaanslag gehandhaafd en de boetebeschikking vernietigd.

3.Het tweede geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij vier middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

3.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden.
Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren C.H.W.M. Sterk en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2013.