Uitspraak
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Amsterdamvan 14 juni 2012, nr. 09/00310, betreffende een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2013 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van [X] B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Hof van 14 juni 2012, waarin een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen was verminderd. De naheffingsaanslag was opgelegd voor het tijdvak van 1 januari 1998 tot en met 31 december 1999. Na bezwaar tegen de naheffingsaanslag had de Inspecteur de aanslag verminderd, maar de Rechtbank te Haarlem had het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de aanslag verder verminderd. Het Hof had vervolgens de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en de naheffingsaanslag opnieuw verminderd.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak van het Hof cassatie ingesteld en daarbij een middel aangevoerd. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend, waarop belanghebbende een conclusie van repliek heeft ingediend. De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit was volgens de Hoge Raad niet nodig om nadere motivering te geven, aangezien het middel geen rechtsvragen opriep die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
De Hoge Raad heeft ook overwogen dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Deze uitspraak is gedaan door vice-president M.W.C. Feteris als voorzitter, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en R.J. Koopman, en is openbaar uitgesproken op 12 juli 2013.