Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Rotterdam,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid
4.Beslissing
6 december 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 6 december 2013 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van [eiser] tegen het arrest van het gerechtshof Den Haag. Het hof had eerder op 7 mei 2013 een arrest gewezen in de zaak van [eiser] tegen de Stichting voor Educatie en Beroepsonderwijs Zadkine. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen en het verloop van het geding in feitelijke instanties, waaronder een vonnis van de kantonrechter te Rotterdam van 16 april 2010. De advocaat van [eiser], mr. F.A. Broersma, heeft beroep in cassatie ingesteld, maar tegen Zadkine is verstek verleend.
De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden op basis van artikel 80a RO, omdat [eiser] klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. De Hoge Raad heeft de klachten van [eiser] beoordeeld en geconcludeerd dat deze geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. De Hoge Raad heeft daarom, gehoord de Procureur-Generaal, het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
In de beslissing heeft de Hoge Raad ook bepaald dat [eiser] in de kosten van het geding in cassatie wordt veroordeeld, welke aan de zijde van Zadkine op nihil zijn begroot. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.