ECLI:NL:HR:2013:1569

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 december 2013
Publicatiedatum
4 december 2013
Zaaknummer
12/01001
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van de inleidende dagvaarding en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 december 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld tegen een bij verstek gewezen arrest van het Hof, dat op 31 januari 2012 had plaatsgevonden. De kern van de zaak betreft de vraag of de inleidende dagvaarding geldig was betekend en of het Hof voldoende onderzoek had gedaan naar de aanwezigheid van de verdachte tijdens de terechtzitting. De Hoge Raad oordeelt dat de vermelding van het adres van de raadsman in de schriftelijke volmacht kan worden opgevat als een adres waar mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden, conform artikel 588a van het Wetboek van Strafvordering. Uit de processtukken blijkt echter niet dat een afschrift van de appeldagvaarding naar dit adres is verzonden, noch dat de verzending daarvan kon worden achterwege gelaten. Dit verzuim leidt tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de daarop gebaseerde uitspraak. De Hoge Raad constateert bovendien gebreken in de inleidende dagvaarding en verklaart deze om doelmatigheidsredenen nietig. De uitspraak van het Hof kan derhalve niet in stand blijven.

Uitspraak

3 december 2013
Strafkamer
nr. 12/01001
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te Arnhem van 31 januari 2012, nummer 21/001650-11, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. G.A. Jansen, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot nietig verklaring van de inleidende dagvaarding.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt over de beslissing van het Hof tot het verlenen van verstek tegen de niet-verschenen verdachte.
2.2.
Bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich:
(i) een appelakte van 2 mei 2011 waarin als adres van de verdachte is vermeld: zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande;
(ii) een aan voormelde akte gehechte schriftelijke bijzondere volmacht van de raadsman mr. H. Jahae als bedoeld in art. 450, eerste lid onder a, in verband met art. 450, derde lid, Sv, waarin is vermeld dat het kantooradres van Jahae Advocaten, te weten Jollemanhof 26 te Amsterdam, kan worden gebruikt om de verdachte op te roepen cq te dagvaarden;
(iii) een aan het dubbel van de appeldagvaarding gehechte akte van uitreiking, inhoudende dat die dagvaarding op 8 november 2011 is uitgereikt aan de griffier van de Rechtbank Arnhem omdat van de verdachte geen woon- of verblijfplaats bekend is, alsmede een tevens aan het dubbel gehechte akte van uitreiking inhoudende dat de dagvaarding op 11 november 2011 tevergeefs is aangeboden op het adres van de verdachte, te weten [a-straat 1] te [plaats] en dat ter plaatse een bericht van aankomst is achtergelaten waarin is vermeld dat de dagvaarding kon worden afgehaald op het in dat bericht genoemde postkantoor en dat de dagvaarding op 30 november 2011 is uitgereikt aan de griffier van de Rechtbank Arnhem onder toezending van een afschrift van de dagvaarding naar voornoemd adres;
(iv) een tweetal aan het dubbel van de appeldagvaarding gehechte ID-staten SKDB van 8 november 2011 en 5 januari 2012, inhoudende dat een huidig GBA-adres niet beschikbaar is en als laatst opgegeven woon- of verblijfadres op 30 augustus 2011 geregistreerd staat het adres [a-straat 1] te [plaats];
(v) het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep, inhoudende dat tegen de aldaar niet-verschenen verdachte verstek is verleend.
2.3.
De vermelding van het adres van de raadsman van de verdachte, Jollemanhof 26 te Amsterdam, in de schriftelijke volmacht kan bezwaarlijk anders worden verstaan dan als de opgave van een adres in de zin van art. 588a, eerste lid aanhef en onder c, Sv waaraan mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden.
2.4. Uit de stukken van het geding kan niet blijken dat een afschrift van de appeldagvaarding aan dit adres is toegezonden, zodat ervan moet worden uitgegaan dat dit niet is geschied. Evenmin houden de stukken iets in waaruit kan volgen dat die verzending ingevolge het derde lid van art. 588a Sv achterwege kon blijven. Daarom had het Hof ervan blijk moeten geven te hebben onderzocht of er reden was het onderzoek ter terechtzitting te schorsen teneinde de verdachte in de gelegenheid te stellen alsnog bij het onderzoek op de terechtzitting tegenwoordig te zijn. Van een zodanig onderzoek blijkt niet. Dat verzuim leidt tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de naar aanleiding daarvan gegeven uitspraak. (Vgl. HR 27 november 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX4736, NJ 2012/695).
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

3.1.
De zich onder de aan de Hoge Raad toegezonden stukken van het geding bevindende akte van uitreiking houdt niet meer in dan dat de inleidende dagvaarding om op 4 maart 2011 ter terechtzitting van de Politierechter te Arnhem te verschijnen - welke dagvaarding vermeldt dat de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats hier ten lande heeft - op 28 december 2010 tevergeefs is aangeboden op het adres [a-straat 1] te [plaats], op welk adres door de bezorger een afhaalbericht is achtergelaten. Voornoemd adres betreft het door de verdachte ten tijde van het politieverhoor opgegeven adres. Zowel het vonnis in eerste aanleg als de bestreden uitspraak is bij verstek gewezen. De dagvaarding in hoger beroep is niet in persoon uitgereikt.
3.2.
Noch de hiervoor onder 3.1 bedoelde akte van uitreiking, noch enig ander aan de Hoge Raad toegezonden stuk van het geding, houdt in dat de inleidende dagvaarding aan de griffier van de Rechtbank Arnhem is betekend en dat deze - met toepassing van art. 588, derde lid onder c, Sv - de dagvaarding onverwijld als gewone brief over de post aan het feitelijke woon- of verblijfadres van de verdachte heeft verzonden. Het in de bestreden - bij verstek gewezen -uitspraak besloten liggende oordeel dat de inleidende dagvaarding geldig is betekend is derhalve onbegrijpelijk.
De Hoge Raad zal om doelmatigheidsredenen de inleidende dagvaarding nietig verklaren.

4.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen, brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak en de uitspraak van de Politierechter;
verklaart de inleidende dagvaarding nietig.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren W.F. Groos en Y. Buruma, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 december 2013.