Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
De Hoge Raad zal om doelmatigheidsredenen de inleidende dagvaarding nietig verklaren.
4.Slotsom
5.Beslissing
3 december 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 december 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld tegen een bij verstek gewezen arrest van het Hof, dat op 31 januari 2012 had plaatsgevonden. De kern van de zaak betreft de vraag of de inleidende dagvaarding geldig was betekend en of het Hof voldoende onderzoek had gedaan naar de aanwezigheid van de verdachte tijdens de terechtzitting. De Hoge Raad oordeelt dat de vermelding van het adres van de raadsman in de schriftelijke volmacht kan worden opgevat als een adres waar mededelingen over de strafzaak kunnen worden toegezonden, conform artikel 588a van het Wetboek van Strafvordering. Uit de processtukken blijkt echter niet dat een afschrift van de appeldagvaarding naar dit adres is verzonden, noch dat de verzending daarvan kon worden achterwege gelaten. Dit verzuim leidt tot nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en de daarop gebaseerde uitspraak. De Hoge Raad constateert bovendien gebreken in de inleidende dagvaarding en verklaart deze om doelmatigheidsredenen nietig. De uitspraak van het Hof kan derhalve niet in stand blijven.