Uitspraak
1.Geding in cassatie
2 Beoordeling van het eerste middel
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Beslissing
3 december 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 december 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis dat op 13 mei 2010 aan haar was betekend, maar dit beroep was pas na de wettelijke termijn van veertien dagen ingesteld. De raadsman van de verdachte voerde aan dat er sprake was van verontschuldigbare termijnoverschrijding, omdat de verdachte in voorlopige hechtenis zat en niet op de hoogte was van de termijn voor het instellen van hoger beroep. Het Hof had echter geoordeeld dat de omstandigheden die door de raadsman waren aangevoerd, niet konden worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden die de termijnoverschrijding verontschuldigbaar maakten. De Hoge Raad herhaalde de overwegingen uit een eerdere uitspraak (ECLI:NL:HR:2004:AO5706) en concludeerde dat het Hof niet onjuist had geoordeeld. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de beslissing van het Hof, waarbij werd vastgesteld dat de verdachte niet-ontvankelijk was in het hoger beroep.