ECLI:NL:HR:2013:152

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2013
Publicatiedatum
24 juli 2013
Zaaknummer
11/02054
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen naheffingsaanslag omzetbelasting en verhoging

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2013 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van [X] B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak 1997, waarbij een verhoging van honderd procent was opgelegd. De Inspecteur verleende kwijtschelding tot vijftig procent van deze verhoging. Na bezwaar tegen de naheffingsaanslag en de bijbehorende beschikkingen, heeft de Rechtbank te Arnhem het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, maar alleen wat betreft de verhoging. De uitspraak van de Inspecteur werd vernietigd voor zover het de verhoging betreft, en er werd gedeeltelijke kwijtschelding verleend.

Zowel de belanghebbende als de Inspecteur gingen in hoger beroep bij het Gerechtshof. Het Hof verklaarde het hoger beroep van de Inspecteur ongegrond en dat van de belanghebbende gegrond. De uitspraak van de Rechtbank werd vernietigd, en het beroep werd gegrond verklaard, maar alleen voor de verhoging. De uitspraak van de Inspecteur werd vernietigd en verdere kwijtschelding van de verhoging werd verleend.

Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld, waarbij verschillende klachten werden aangevoerd. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad achtte ook geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond. Dit arrest is uitgesproken in het openbaar door de vice-president en twee raadsheren, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

12 juli 2013
nr. 11/02054
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Arnhemvan 15 maart 2011, nrs. 06/00407 en 06/00415, betreffende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting, de daarbij gegeven beschikking inzake een verhoging en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.

1.Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1997 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd, met een verhoging van de nageheven belasting van honderd percent, van welke verhoging de Inspecteur bij het vaststellen van de aanslag kwijtschelding heeft verleend tot op vijftig percent. Tevens is heffingsrente in rekening gebracht. De naheffingsaanslag, de beschikking inzake de verhoging en de beschikking inzake heffingsrente zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
De Rechtbank te Arnhem (nr. AWB 05/1015) heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep gegrond verklaard, doch uitsluitend wat betreft de verhoging, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd voor zover het de verhoging betreft en deels kwijtschelding verleend van de verhoging.
Zowel belanghebbende als de Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft het hoger beroep van de Inspecteur ongegrond verklaard en het hoger beroep van belanghebbende gegrond verklaard, de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaard, doch uitsluitend voor zover het de verhoging betreft, de op de verhoging betrekking hebbende uitspraak van de Inspecteur vernietigd en verdere kwijtschelding van de verhoging verleend.

2.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend

3.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren C.H.W.M. Sterk en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2013.