ECLI:NL:HR:2013:151

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 juli 2013
Publicatiedatum
24 juli 2013
Zaaknummer
11/02053
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak Gerechtshof inzake naheffingsaanslag omzetbelasting en boetebeschikking

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 juli 2013 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van [X] B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het Hof van 15 maart 2011, waarin een naheffingsaanslag in de omzetbelasting, een boetebeschikking en een beschikking inzake heffingsrente aan de orde waren. De naheffingsaanslag was opgelegd voor het tijdvak van 1 januari 1998 tot en met december 2000. Na bezwaar tegen de naheffingsaanslag en de boete, heeft de Rechtbank te Arnhem de uitspraken van de Inspecteur vernietigd. Zowel de belanghebbende als de Inspecteur hebben hoger beroep ingesteld bij het Hof. Het Hof heeft het hoger beroep van de belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, terwijl het hoger beroep van de Inspecteur gegrond werd verklaard. De uitspraak van de Rechtbank werd vernietigd, maar het beroep werd gegrond verklaard voor zover het de boete betreft, wat leidde tot een vermindering van de boetebeschikking.

In cassatie heeft de belanghebbende verschillende klachten ingediend, maar de Hoge Raad oordeelde dat deze klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad stelde vast dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ook geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond, waarmee de uitspraak van het Gerechtshof in stand bleef.

Uitspraak

12 juli 2013
nr. 11/02053
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te Arnhemvan 15 maart 2011, nrs. 06/00408 en 06/00414, betreffende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting, de daarbij gegeven boetebeschikking en de daarbij gegeven beschikking inzake heffingsrente.

1.Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende is over het tijdvak 1 januari 1998 tot en met december 2000 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd, alsmede een boete. Tevens is heffingsrente in rekening gebracht. De naheffingsaanslag, de boetebeschikking en de beschikking inzake heffingsrente zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
De Rechtbank te Arnhem (nr. AWB 05/1017) heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur, de naheffingsaanslag, de boetebeschikking en de beschikking inzake heffingsrente vernietigd.
Zowel belanghebbende als de Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft het hoger beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard en het hoger beroep van de Inspecteur gegrond verklaard, de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaard, doch uitsluitend voor zover het de boete betreft, de op de boetebeschikking betrekking hebbende uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de boetebeschikking verminderd.

2.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

3.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

5.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren C.H.W.M. Sterk en R.J. Koopman, in tegenwoordigheid van de griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 12 juli 2013.