Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
27 augustus 2013.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, dat op 23 augustus 2011 is gewezen. De verdachte, geboren in 1972, was in cassatie gegaan tegen de veroordeling voor diefstal van een krat met lege flessen, wat valt onder artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft op 27 augustus 2013 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 11/05430. De advocaat van de verdachte, mr. C. Waling, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, wat inhoudt dat er geen nadere motivering nodig is, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft uiteindelijk het beroep verworpen, wat betekent dat de eerdere uitspraak van het Gerechtshof in stand blijft.
Deze uitspraak is van belang voor de toepassing van de ISD-maatregel, die in dit geval voor een periode van twee jaar is opgelegd. De zaak werpt vragen op over de bewijskracht van de middelen en de motivering van de oplegging van de ISD-maatregel, maar de Hoge Raad heeft deze vragen niet verder behandeld, gezien de afwijzing van de cassatie.