Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te [vestigingsplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
29 november 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 november 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De zaak betreft een geschil tussen [eiser], wonende te [woonplaats], en [verweerster], gevestigd te [vestigingsplaats]. [Eiser] heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te Amsterdam, dat op 29 mei 2012 is gewezen. Het hof had eerder een vonnis van de kantonrechter te Amsterdam van 19 maart 2012 bevestigd. De Hoge Raad verwijst naar de stukken van het geding in feitelijke instanties en constateert dat tegen [verweerster] verstek is verleend. De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en [eiser] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van [verweerster] zijn begroot op nihil. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.