Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Beslissing
26 november 2013.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, dat op 7 juli 2011 werd gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1968. De verdachte is veroordeeld tot levenslange gevangenisstraf voor oorlogsmisdrijven in Rwanda. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. A.B.G.T. von Bóné, advocaat te Rotterdam. De waarnemend Advocaat-Generaal J. Wortel heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Daarnaast heeft de Hoge Raad ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld. De verdachte heeft op 19 juli 2011 beroep in cassatie ingesteld, en de Hoge Raad doet uitspraak meer dan zestien maanden later. Aangezien de levenslange gevangenisstraf zich niet leent voor vermindering, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden. De Hoge Raad volstaat met dit oordeel.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 26 november 2013 het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.