In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 november 2013 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een belanghebbende uit België tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van het Gerechtshof, gedateerd 10 juni 2010, met nummer 04/03030. De belanghebbende heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof van 24 oktober 2012, nummer 11/00934, en heeft daarbij een middel voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het slaagt op de gronden die zijn vermeld in een eerder arrest (nummer 12/05565) dat op dezelfde dag is uitgesproken. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Gerechtshof vernietigd en het geding terugverwezen naar het Gerechtshof Amsterdam voor verdere behandeling en beslissing, met inachtneming van het arrest van de Hoge Raad. Tevens heeft de Hoge Raad bepaald dat de Staat aan de belanghebbende het door deze betaalde griffierecht van € 115 vergoedt en dat de Staatssecretaris van Financiën wordt veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 354 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Deze uitspraak is gedaan door de vice-president M.W.C. Feteris als voorzitter, samen met de raadsheren C. Schaap, M.A. Fierstra, R.J. Koopman en Th. Groeneveld, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.