In deze zaak heeft belanghebbende beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, gedateerd 24 oktober 2012, met nummer 11/00932. Dit beroep betreft een verzoek tot herziening van een eerdere uitspraak van het Gerechtshof, die op 10 juni 2010 is gewezen onder nummer 04/03028. De Staatssecretaris van Financiën heeft in deze procedure een verweerschrift ingediend.
De Hoge Raad heeft de middelen die door belanghebbende zijn voorgesteld beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de voorgestelde middelen niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Wat betreft de proceskosten heeft de Hoge Raad geoordeeld dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is uitgesproken door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en is openbaar uitgesproken op 22 november 2013.