ECLI:NL:HR:2013:1290

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 november 2013
Publicatiedatum
18 november 2013
Zaaknummer
12/00605
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over navorderingsaanslag inkomstenbelasting en boetebeschikking

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, die volgde op een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en een daarbij gegeven boetebeschikking. De Hoge Raad heeft op 15 november 2013 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op de vraag of een klikbrief behoort tot de op de zaak betrekking hebbende stukken, zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).

De feiten van de zaak zijn als volgt: aan belanghebbende is over het jaar 2000 een navorderingsaanslag opgelegd, waartegen bezwaar is gemaakt. De Inspecteur heeft de aanslag en de boete verminderd, maar de Rechtbank te Breda heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraken van de Inspecteur vernietigd. Het Gerechtshof heeft echter de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en de navorderingsaanslag en boete verder verminderd.

Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld, waarbij verschillende middelen zijn voorgesteld. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de middelen II en VIII slagen, terwijl middel III faalt. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd en het geding verwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling. Tevens is de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie. Het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn is afgewezen, omdat deze termijn niet is overschreden sinds de indiening van het beroep in cassatie.

Uitspraak

15 november 2013
nr. 12/006005
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te 's-Hertogenboschvan 23 december 2011, nr. 09/00290, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven boetebeschikking.

1.Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende is over het jaar 2000 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, alsmede een boete. De navorderingsaanslag en de boete zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur verminderd.
De Rechtbank te Breda (nr. AWB 07/2942) heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de navorderingsaanslag en de boete verder verminderd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. De Inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de navorderingsaanslag en de boete nog verder verminderd.

2.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ‘s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft de zaak doen toelichten door mr. J.M.H. Römkens, advocaat te Maastricht.

3.Beoordeling van de middelen

3.1.
De middelen II en VIII slagen op grond van hetgeen is overwogen in respectievelijk onderdeel 3.2.3 en 3.4 van het heden in de zaak met nummer 12/00606 tussen dezelfde partijen uitgesproken arrest van de Hoge Raad.
3.2.
Middel III faalt op grond van hetgeen is overwogen in onderdeel 3.3 van het hiervoor in 3.1 genoemde arrest.
3.3.
Gelet op het hiervoor in 3.1 overwogene kan ‘s Hofs uitspraak niet in stand blijven. Verwijzing moet volgen. De middelen I, IV tot en met VII en IX tot en met XIV behoeven geen behandeling.

4.Proceskosten

De Staatssecretaris zal worden veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat de zaken met de nummers 12/00599, 12/00601, 12/00606 en 12/00607 met de onderhavige zaak samenhangen in de zin van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

5.Schadevergoeding

Voor zover belanghebbende verzoekt om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in cassatie, moet dit verzoek worden afgewezen, omdat de redelijke termijn sedert de indiening van het beroep in cassatie op 31 januari 2012 niet is overschreden (vgl. HR 7 mei 2010, nr. 09/00274, ECLI:NL:HR:2010:BM3288, BNB 2010/246). Wat betreft de procedure in bezwaar, in beroep en in hoger beroep kan een zodanig verzoek niet eerst in cassatie worden gedaan.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof,
verwijst het geding naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dit arrest,
gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 112,
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 566,40 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand, en
wijst het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in cassatie af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck, E.N. Punt, R.J. Koopman en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2013.