In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, die volgde op een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en een daarbij gegeven boetebeschikking. De Hoge Raad heeft op 15 november 2013 uitspraak gedaan in deze zaak, die betrekking heeft op de vraag of een klikbrief behoort tot de op de zaak betrekking hebbende stukken, zoals bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR).
De feiten van de zaak zijn als volgt: aan belanghebbende is over het jaar 2000 een navorderingsaanslag opgelegd, waartegen bezwaar is gemaakt. De Inspecteur heeft de aanslag en de boete verminderd, maar de Rechtbank te Breda heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de uitspraken van de Inspecteur vernietigd. Het Gerechtshof heeft echter de uitspraak van de Rechtbank vernietigd en de navorderingsaanslag en boete verder verminderd.
Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld, waarbij verschillende middelen zijn voorgesteld. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de middelen II en VIII slagen, terwijl middel III faalt. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd en het geding verwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor verdere behandeling. Tevens is de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van het geding in cassatie. Het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn is afgewezen, omdat deze termijn niet is overschreden sinds de indiening van het beroep in cassatie.