Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Slotsom
4.Beslissing
5 november 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 november 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte was beschuldigd van poging tot moord op zijn echtgenote, waarbij hij haar met een hamer en een paraplu had aangevallen. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit een eerdere uitspraak en oordeelt dat het oordeel van het Hof over de voorbedachte raad onvoldoende gemotiveerd is. De Hoge Raad stelt dat voor een bewezenverklaring van voorbedachte raad moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op zijn besluit en niet in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling heeft gehandeld. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door de rechter bij de vaststelling van voorbedachte raad, vooral wanneer de bewijsvoering niet eenduidig is.