In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 november 2013 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van belanghebbende [Z] tegen de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 4 juni 2013, nr. 12/411 WWB. Het beroep betreft een besluit van het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Veluwerand, genomen op basis van de Wet werk en bijstand. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat het voorgestelde middel geen behandeling in cassatie rechtvaardigt. Dit oordeel is gebaseerd op de overweging dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, dan wel dat het middel klaarblijkelijk niet tot cassatie kan leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te zijn door de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de raadsheren C. Schaap, P.M.F. van Loon en Th. Groeneveld, met F. Treuren als waarnemend griffier.