ECLI:NL:HR:2013:1048

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 oktober 2013
Publicatiedatum
25 oktober 2013
Zaaknummer
13/02666
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen uitspraak Gerechtshof Den Haag inzake naheffingsaanslag omzetbelasting

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag, die betrekking heeft op een naheffingsaanslag in de omzetbelasting en een daarbij gegeven boetebeschikking. De naheffingsaanslag is opgelegd voor het tijdvak van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2003. Na bezwaar tegen de naheffingsaanslag en de boete, heeft de Inspecteur deze handhaafd. De Rechtbank te Haarlem heeft het beroep van belanghebbende gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en zowel de naheffingsaanslag als de boete verminderd.

Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat de uitspraak van de Rechtbank voor wat betreft de boete heeft vernietigd en de boete verder heeft verminderd. De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam op 6 januari 2012 vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage voor verdere behandeling.

Het Gerechtshof heeft het hoger beroep gedeeltelijk gegrond verklaard en de boetebeschikking vernietigd. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende opnieuw beroep in cassatie ingesteld, waarbij verschillende middelen zijn voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard.

Uitspraak

25 oktober 2013
nr. 13/02666
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Den Haagvan 5 april 2013, nr. BK-12/00023, betreffende een naheffingsaanslag in de omzetbelasting en de daarbij gegeven boetebeschikking.

1.Het geding in feitelijke instanties

Aan belanghebbende is over het tijdvak van 1 januari 2003 tot en met 31 december 2003 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd, alsmede een boete. De naheffingsaanslag en de boetebeschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 07/2891) heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de naheffingsaanslag alsmede de boete verminderd.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam.
Dit hof (nr. P08/00826) heeft uitsluitend voor zover het de boete betreft, de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur vernietigd en de boete verder verminderd.

2.Het eerste geding in cassatie

De uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam is op het beroep van belanghebbende bij arrest van de Hoge Raad van 6 januari 2012, nr. 10/05458, ECLI:NL:HR:2012:BV0258, BNB 2012/61, vernietigd, met verwijzing van het geding naar het Gerechtshof te ‘s-Gravenhage (hierna: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van dat arrest.
Het Hof heeft het hoger beroep gedeeltelijk gegrond verklaard, de uitspraak van de Rechtbank en die van de Inspecteur voor zover het de boetebeschikking betreft vernietigd, en de boetebeschikking vernietigd.

3.Het tweede geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ‘s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.

4.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

5.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet en E.N. Punt, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2013.
De voorzitter is verhinderd het arrest te ondertekenen. In verband daarmee is het arrest ondertekend door mr. E.N. Punt.