ECLI:NL:HR:2013:1044

Hoge Raad

Datum uitspraak
25 oktober 2013
Publicatiedatum
25 oktober 2013
Zaaknummer
13/03535
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een eerder arrest in bestuurs- en belastingrecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 oktober 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest van 10 augustus 2007, met nummer 43651. Het verzoek tot herziening werd ingediend door de belanghebbende, maar de Hoge Raad oordeelde dat het verzoek geen behandeling in cassatie rechtvaardigde. De Hoge Raad stelde vast dat het verzoekschrift geen feiten of omstandigheden bevatte die onder artikel 8:88, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vallen. Hierdoor kon het verzoek niet leiden tot herziening van het eerdere arrest.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening onderzocht. Gezien de inhoud van het verzoekschrift en de relevante wetgeving, concludeerde de Hoge Raad dat het verzoek niet-ontvankelijk verklaard moest worden. Dit besluit werd genomen na overleg met de Procureur-Generaal, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de beslissing.

De uitspraak benadrukt het belang van de vereisten voor ontvankelijkheid in herzieningsprocedures en de strikte toepassing van de wetgeving in dergelijke zaken. De betrokken rechters, onder leiding van voorzitter P.M.F. van Loon, hebben de beslissing unaniem genomen, waarbij ook de waarnemend griffier F. Treuren aanwezig was tijdens de openbare uitspraak.

Uitspraak

25 oktober 2013
nr. 13/03535
Arrest
gewezen op het verzoek van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tot herziening van het arrest van de
Hoge Raad der Nederlandenvan 10 augustus 2007, nr. 43651, ECLI:NL:HR:2007:BA4569.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening

De Hoge Raad is van oordeel dat het ingediende verzoek geen behandeling in cassatie rechtvaardigt omdat het klaarblijkelijk niet tot herziening van voormeld arrest en derhalve niet tot cassatie kan leiden, aangezien het verzoekschrift geen feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 8:88, lid 1, van de Awb behelst.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het verzoek niet-ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het verzoek tot herziening niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer P.M.F. van Loon als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en Th. Groeneveld, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2013.