Uitspraak
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tot herziening van het arrest van de
Hoge Raad der Nederlandenvan 10 augustus 2007, nr. 43651, ECLI:NL:HR:2007:BA4569.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 oktober 2013 uitspraak gedaan over een verzoek tot herziening van een eerder arrest van 10 augustus 2007, met nummer 43651. Het verzoek tot herziening werd ingediend door de belanghebbende, maar de Hoge Raad oordeelde dat het verzoek geen behandeling in cassatie rechtvaardigde. De Hoge Raad stelde vast dat het verzoekschrift geen feiten of omstandigheden bevatte die onder artikel 8:88, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vallen. Hierdoor kon het verzoek niet leiden tot herziening van het eerdere arrest.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de ontvankelijkheid van het verzoek tot herziening onderzocht. Gezien de inhoud van het verzoekschrift en de relevante wetgeving, concludeerde de Hoge Raad dat het verzoek niet-ontvankelijk verklaard moest worden. Dit besluit werd genomen na overleg met de Procureur-Generaal, en de uitspraak werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum als de beslissing.
De uitspraak benadrukt het belang van de vereisten voor ontvankelijkheid in herzieningsprocedures en de strikte toepassing van de wetgeving in dergelijke zaken. De betrokken rechters, onder leiding van voorzitter P.M.F. van Loon, hebben de beslissing unaniem genomen, waarbij ook de waarnemend griffier F. Treuren aanwezig was tijdens de openbare uitspraak.