Uitspraak
wonende te [woonplaats],
gevestigd te Heerlen,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
25 oktober 2013.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 oktober 2013 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen APG Algemene Pensioen Groep N.V. De zaak betreft een vordering tot terugbetaling van onverschuldigd uitgekeerd wachtgeld, waarbij de Hoge Raad zich heeft gebogen over de uitleg van de stellingen van partijen en de feitelijke grondslag van de vordering. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen en arresten in de feitelijke instanties, waaronder vonnissen van de rechtbank Maastricht en arresten van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De Hoge Raad heeft de klachten van [eiser] in het cassatiemiddel niet gegrond verklaard, en oordeelt dat deze klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van APG zijn begroot op € 2.552,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. Deze uitspraak is gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, A.H.T. Heisterkamp, G. de Groot, en openbaar uitgesproken door raadsheer M.A. Loth.