ECLI:NL:HR:2012:BY2841
Hoge Raad
- Cassatie
- W.A.M. van Schendel
- H.A.G. Splinter-van Kan
- J. Wortel
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van klaagster in cassatie tegen beschikking op klaagschrift tot opheffing van beslag op bankrekening
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van klaagster in haar beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank 's-Gravenhage van 20 september 2011. De Rechtbank had het klaagschrift van klaagster, dat strekte tot opheffing van het beslag op haar bankrekening, ongegrond verklaard. Klaagster heeft beroep ingesteld, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.A.J. Verploegh. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat klaagster niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar beroep.
De Hoge Raad heeft op 4 december 2012 geoordeeld dat er in cassatie voor moet worden gehouden dat er geen beslag meer rust op de bankrekening van klaagster. Dit betekent dat klaagster geen belang meer heeft bij het beroep, aangezien het beslag dat aanleiding gaf tot het klaagschrift niet meer bestaat. De Hoge Raad heeft de beschikking van de Rechtbank bevestigd en klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep.
De beslissing is genomen door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en J. Wortel, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart. De uitspraak is gedaan ter openbare terechtzitting, waarbij de Hoge Raad de ontvankelijkheid van het beroep heeft beoordeeld en de eerdere beslissing van de Rechtbank heeft bevestigd.