ECLI:NL:HR:2012:BY2727
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatieberoep erfgenamen tegen navorderingsaanslag inkomstenbelasting en boetebeschikking
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de erfgenamen van [A] tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en een daarbij gegeven boetebeschikking. De Hoge Raad heeft op 9 november 2012 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 12/01628. De navorderingsaanslag was opgelegd over het jaar 2004, waarbij de Inspecteur na bezwaar de aanslag en de boete handhaafde. De Rechtbank te Haarlem heeft het beroep van de erfgenamen gegrond verklaard en de navorderingsaanslag en boete verminderd. Hierna hebben zowel de erfgenamen als de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank heeft vernietigd en de navorderingsaanslag heeft verhoogd.
De erfgenamen hebben vervolgens beroep in cassatie ingesteld, waarbij drie middelen zijn voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de boetebeschikking inmiddels was vernietigd door de Inspecteur, waardoor de erfgenamen geen belang meer hadden bij het cassatieberoep voor zover dit betrekking had op de boetebeschikking. Het beroep in cassatie is daarom niet-ontvankelijk verklaard voor dat deel.
Wat betreft de navorderingsaanslag heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de voorgestelde middelen niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft geen nadere motivering gegeven, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten en het griffierecht van de belanghebbenden, vastgesteld op respectievelijk € 874 en € 115. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheren C.H.W.M. Sterk, P.M.F. van Loon en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.