ECLI:NL:HR:2012:BY2727

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/01628
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep erfgenamen tegen navorderingsaanslag inkomstenbelasting en boetebeschikking

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep van de erfgenamen van [A] tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en een daarbij gegeven boetebeschikking. De Hoge Raad heeft op 9 november 2012 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 12/01628. De navorderingsaanslag was opgelegd over het jaar 2004, waarbij de Inspecteur na bezwaar de aanslag en de boete handhaafde. De Rechtbank te Haarlem heeft het beroep van de erfgenamen gegrond verklaard en de navorderingsaanslag en boete verminderd. Hierna hebben zowel de erfgenamen als de Inspecteur hoger beroep ingesteld bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank heeft vernietigd en de navorderingsaanslag heeft verhoogd.

De erfgenamen hebben vervolgens beroep in cassatie ingesteld, waarbij drie middelen zijn voorgesteld. De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de boetebeschikking inmiddels was vernietigd door de Inspecteur, waardoor de erfgenamen geen belang meer hadden bij het cassatieberoep voor zover dit betrekking had op de boetebeschikking. Het beroep in cassatie is daarom niet-ontvankelijk verklaard voor dat deel.

Wat betreft de navorderingsaanslag heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de voorgestelde middelen niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft geen nadere motivering gegeven, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten en het griffierecht van de belanghebbenden, vastgesteld op respectievelijk € 874 en € 115. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheren C.H.W.M. Sterk, P.M.F. van Loon en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski.

Uitspraak

9 november 2012
nr. 12/01628
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van de erfgenamen van [A], gewoond hebbende te [Z] (hierna: belanghebbenden), tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 16 februari 2012, nr. 10/00309, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de daarbij gegeven boetebeschikking.
1. Het geding in feitelijke instanties
Ten name van [A] (hierna: de erflater) is over het jaar 2004 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, alsmede een boete. De navorderingsaanslag en de boetebeschikking zijn, na daartegen gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken van de Inspecteur gehandhaafd.
De Rechtbank te Haarlem (nr. AWB 08/763) heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de navorderingsaanslag verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 71.357 en de boete verminderd.
De erflater heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof. De Inspecteur heeft incidenteel hoger beroep ingesteld.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank, vernietigd, het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd, de navorderingsaanslag verminderd tot een aanslag naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 145.781 en de boete verminderd.
2. Geding in cassatie
Belanghebbenden hebben tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij drie middelen voorgesteld.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
De Griffier van de Hoge Raad heeft naar aanleiding van het verweerschrift informatie bij de Inspecteur ingewonnen met betrekking tot een na het instellen van beroep in cassatie plaatsgehad hebbende vernietiging van de boetebeschikking.
3. Beoordeling van ontvankelijkheid van het beroep voor zover betrekking hebbend op de boetebeschikking
Blijkens de hiervoor in 2 bedoelde informatie is de boetebeschikking bij beschikking van de Inspecteur van 27 juli 2012 vernietigd. Dit brengt mee dat belanghebbenden geen belang meer hebben bij het beroep in cassatie voor zover het de boetebeschikking betreft, zodat het beroep in zoverre niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
4. Beoordeling van de middelen in het beroep betreffende de navorderingsaanslag
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Proceskosten en griffierecht
De Hoge Raad acht termen aanwezig de Staatssecretaris te veroordelen in de kosten van belanghebbenden ter zake van het geding in cassatie alsmede voor vergoeding van het griffierecht.
6. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk voor zover het de boetebeschikking betreft,
verklaart het beroep in cassatie voor het overige ongegrond,
gelast dat de Staat aan belanghebbenden vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep in cassatie betaalde griffierecht ten bedrage van € 115, en
veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie aan de zijde van belanghebbenden, vastgesteld op € 874 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C.H.W.M. Sterk als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en M.A. Fierstra, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2012.