ECLI:NL:HR:2012:BY0662

Hoge Raad

Datum uitspraak
30 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/03435
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid en verjaring in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiser] en BANQUE ARTESIA NEDERLAND N.V. De zaak betreft bestuurdersaansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij de vraag centraal staat of er sprake is van een persoonlijk ernstig verwijt. Daarnaast wordt de verjaring behandeld, met betrekking tot artikel 3:310 BW, en de mogelijkheid van een nieuwe rechtsvordering door wijziging van de grondslag in hoger beroep. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Zutphen en een arrest van het gerechtshof te Arnhem, waartegen [eiser] cassatie heeft ingesteld. De advocaat-generaal L. Timmerman heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad uiteindelijk ook heeft gedaan. De Hoge Raad heeft [eiser] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 5.965,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelt dat dit geen nadere motivering behoeft, gezien artikel 81 lid 1 RO.

Uitspraak

30 november 2012
Eerste Kamer
11/03435
EE/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. S.M. Kingma,
t e g e n
BANQUE ARTESIA NEDERLAND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaten: aanvankelijk mr. K.G.W. van Oven, thans mr. B.F. Assink en mr. F.E. Vermeulen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Artesia.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 88642/HA ZA 07-916 van de rechtbank Zutphen van 16 januari 2008 en 7 mei 2008;
b. het arrest in de zaak 200.013.432 van het gerechtshof te Arnhem van 26 april 2011.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Artesia heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 26 oktober 2012 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Artesia begroot op € 5.965,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, M.A.Loth, C.E. Drion en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 30 november 2012.