ECLI:NL:HR:2012:BY0662
Hoge Raad
- Cassatie
- F.B. Bakels
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- M.A. Loth
- C.E. Drion
- M.V. Polak
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Bestuurdersaansprakelijkheid en verjaring in cassatie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 30 november 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [eiser] en BANQUE ARTESIA NEDERLAND N.V. De zaak betreft bestuurdersaansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij de vraag centraal staat of er sprake is van een persoonlijk ernstig verwijt. Daarnaast wordt de verjaring behandeld, met betrekking tot artikel 3:310 BW, en de mogelijkheid van een nieuwe rechtsvordering door wijziging van de grondslag in hoger beroep. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Zutphen en een arrest van het gerechtshof te Arnhem, waartegen [eiser] cassatie heeft ingesteld. De advocaat-generaal L. Timmerman heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad uiteindelijk ook heeft gedaan. De Hoge Raad heeft [eiser] in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, begroot op € 5.965,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelt dat dit geen nadere motivering behoeft, gezien artikel 81 lid 1 RO.