ECLI:NL:HR:2012:BX9945
Hoge Raad
- Cassatie
- J.A.C.A. Overgaauw
- D.G. van Vliet
- E.N. Punt
- C.H.W.M. Sterk
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Energiebelasting en vrijstellingen bij gebruik van elektriciteit voor metallurgische procédés
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 oktober 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de teruggaaf van energiebelasting door X B.V. voor het tijdvak van 1 januari 2005 tot en met 31 december 2005. De belanghebbende had verzocht om teruggaaf van energiebelasting voor een totaal verbruik van 26.494.174 kWh elektriciteit, waarvan 6.659.286 kWh was aangewend voor metallurgische procédés. De Inspecteur had een gedeeltelijke teruggaaf van € 16.495 toegekend, maar de belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze beschikking. De Rechtbank te 's-Gravenhage verklaarde het beroep ongegrond, waarna de belanghebbende hoger beroep instelde bij het Gerechtshof.
Het Gerechtshof vernietigde de uitspraak van de Rechtbank en de beschikking van de Inspecteur, en bepaalde de teruggaaf op € 73.805. De Staatssecretaris van Financiën ging in cassatie tegen deze uitspraak. De Hoge Raad oordeelde dat de toepassing van de vrijstelling voor het gebruik van elektriciteit voor metallurgische procédés voorrang heeft boven de vrijstelling voor zakelijk verbruik van elektriciteit bij een verbruik van meer dan 10 miljoen kWh per twaalf maanden. Dit betekent dat bij de bepaling van de grens van 10 miljoen kWh ook de elektriciteit die voor metallurgische procédés is gebruikt, niet mag worden meegerekend.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie van de Staatssecretaris gegrond, vernietigde de uitspraak van het Gerechtshof en bevestigde de uitspraak van de Rechtbank. De Hoge Raad oordeelde dat de beide vrijstellingen niet cumulatief kunnen worden toegepast op de wijze zoals het Hof had geoordeeld. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van vrijstellingen in het belastingrecht, vooral in gevallen van samenloop van verschillende vrijstellingen.