ECLI:NL:HR:2012:BR7045
Hoge Raad
- Cassatie
- J.A.C.A. Overgaauw
- D.G. van Vliet
- E.N. Punt
- C.H.W.M. Sterk
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Cassatie over teruggaaf van energiebelasting en toepassing van vrijstellingen voor metallurgische processen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 oktober 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de teruggaaf van energiebelasting door belanghebbende, een producent van gietwerk. Het geschil betreft de vraag of belanghebbende recht heeft op teruggaaf van energiebelasting over het tijdvak van 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006. De Inspecteur had het verzoek om teruggaaf afgewezen, waarop belanghebbende bezwaar maakte. De Rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond en bepaalde het bedrag van de teruggaaf op € 83.179. De Minister van Financiën ging in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad oordeelde dat de Rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat de vrijstellingen van artikel 36k, lid 3, en artikel 36q van de Wet belastingen op milieugrondslag naast elkaar konden worden toegepast. De Hoge Raad verduidelijkte dat in geval van samenloop de toepassing van de vrijstelling voor het verbruik van elektriciteit voor metallurgische processen voorrang heeft boven de vrijstelling voor zakelijk verbruik van elektriciteit bij een verbruik van meer dan 10 miljoen kWh per twaalf maanden. Dit betekent dat het verbruik voor metallurgische processen niet meegeteld mag worden bij de bepaling van de grens van 10 miljoen kWh voor de vrijstelling van zakelijk verbruik.
De Hoge Raad verklaarde het incidentele beroep van belanghebbende ongegrond en het principale beroep van de Minister gegrond. De uitspraak van de Rechtbank werd vernietigd en het beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur werd ongegrond verklaard. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de toepassing van vrijstellingen in de energiebelasting, vooral voor bedrijven die zowel metallurgische als niet-metallurgische processen uitvoeren.