ECLI:NL:HR:2012:BX9602
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof Amsterdam in strafzaak
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 17 februari 2011 een uitspraak heeft gedaan in een strafzaak. De verdachte, geboren in 1952, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. R.J. Baumgardt, die een middel van cassatie heeft voorgesteld. De schriftuur met het cassatiemiddel is aan het arrest gehecht en maakt daar deel van uit. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat de Hoge Raad in zijn arrest heeft bevestigd.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie beoordeeld en vastgesteld dat het voorgestelde middel niet kan leiden tot cassatie. Volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) behoeft dit geen nadere motivering, omdat het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad van mening is dat de zaak niet voldoende juridische vragen oproept die een nadere behandeling vereisen.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen. Het arrest is uitgesproken op 13 november 2012 door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren W.F. Groos en J. Wortel, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart. Dit arrest bevestigt de eerdere uitspraak van het Gerechtshof en sluit de mogelijkheid van cassatie af voor de verdachte in deze strafzaak.