ECLI:NL:HR:2012:BX7944
Hoge Raad
- Cassatie
- C.B. Bavinck
- P.M.F. van Loon
- M.A. Fierstra
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de uitnodiging voor zitting en de termijn van artikel 8:56 Awb
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 15 juni 2011, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2005. De Inspecteur had de aanslag na bezwaar gehandhaafd, waarna de Rechtbank te Leeuwarden het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende ging in hoger beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank bevestigde. Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende cassatie ingesteld.
De Hoge Raad behandelt de vraag of belanghebbende op de juiste wijze is uitgenodigd voor de zitting van het Hof, waarbij de termijn van drie weken, zoals voorgeschreven in artikel 8:56 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), in acht genomen moest worden. Het eerste middel van belanghebbende stelt dat hij door het Hof niet tijdig is geïnformeerd over de zitting, waardoor hij in zijn processuele belangen is geschaad. De Hoge Raad overweegt dat, hoewel de termijn van drie weken niet is nageleefd, het Hof niet heeft hoeven aannemen dat belanghebbende hierdoor daadwerkelijk in zijn belangen is geschaad, aangezien hij ter zitting aanwezig was zonder bezwaar te maken.
De Hoge Raad concludeert dat het eerste middel faalt, omdat er geen bewijs is dat belanghebbende of zijn gemachtigde heeft aangegeven dat de termijnoverschrijding hem in zijn belangen heeft geschaad. De overige middelen van belanghebbende leiden evenmin tot cassatie, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond en ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.