ECLI:NL:HR:2012:BX7198

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/05671
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om uitstel conclusie van repliek in belastingzaak

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 18 november 2011, betreffende aanslagen in de inkomstenbelasting, premie volksverzekeringen en de premie Zorgverzekeringswet voor het jaar 2007. De Inspecteur had de aanslagen gehandhaafd na bezwaar, waarna de Rechtbank te Breda het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende ging in hoger beroep bij het Hof, dat de uitspraak van de Rechtbank vernietigde en de aanslagen verminderde. Hierop heeft belanghebbende cassatie ingesteld, waarbij verschillende klachten zijn aangevoerd. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in.

De Hoge Raad heeft op 14 september 2012 uitspraak gedaan. Het verzoek van de gemachtigde van belanghebbende om verlenging van de termijn voor het indienen van de conclusie van repliek werd afgewezen. De Hoge Raad oordeelde dat een termijn van vier weken voldoende is voor een reactie op het verweerschrift, en dat de afwezigheid van de gemachtigde wegens vakantie geen bijzondere omstandigheid vormt die een verlenging rechtvaardigt.

De Hoge Raad heeft de klachten van belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard.

Uitspraak

14 september 2012
nr. 11/05671
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 18 november 2011, nr. 11/00333, betreffende aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de premie Zorgverzekeringswet.
1. Het geding in feitelijke instanties
Aan belanghebbende zijn voor het jaar 2007 aanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen en de premie Zorgverzekeringswet opgelegd, welke aanslagen, na daartegen gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Inspecteur zijn gehandhaafd.
De Rechtbank te Breda (nr. AWB 10/3252) heeft het tegen die uitspraken ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof.
Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank vernietigd, het bij de Rechtbank ingestelde beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de aanslagen verminderd.
2. Geding in cassatie
Belanghebbende heeft tegen 's Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
3. Verzoek om verlenging van de termijn voor indiening conclusie van repliek
3.1. Bij brief van 2 maart 2012 heeft de Hoge Raad de gemachtigde van belanghebbende in de gelegenheid gesteld binnen vier weken een conclusie van repliek in te dienen. Bij brief van 17 maart 2012 heeft de gemachtigde de Hoge Raad verzocht om verlenging van de hem gegeven termijn, aangezien hij de volgende dag op vakantie zou gaan.
3.2. De Hoge Raad heeft dit verzoek afgewezen. De gemachtigde heeft zich daarover beklaagd.
3.3. Een termijn van vier weken zoals ook in deze zaak gesteld, is als regel voldoende om een partij gelegenheid te bieden voor het geven van een reactie op het verweerschrift van de andere partij. Bij aanwezigheid van bijzondere omstandigheden kan er aanleiding zijn de termijn voor het indienen van een conclusie van repliek te verlengen. De enkele omstandigheid dat de gemachtigde in verband met zijn vakantie gedurende een deel van de termijn afwezig zal zijn, geldt niet als een bijzondere omstandigheid in vorenbedoelde zin.
4. Beoordeling van de klachten
De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
5. Proceskosten
De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.
6. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren C.B. Bavinck en P.M.F. van Loon, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2012.