ECLI:NL:HR:2012:BX6903
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van gevangenisstraf in cassatie wegens overschrijding redelijke termijn
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 december 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1962, was in voorlopige hechtenis genomen en had beroep in cassatie ingesteld via zijn advocaat, mr. R.J. Baumgardt. De Advocaat-Generaal Knigge had geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad constateerde dat er meer dan zestien maanden waren verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep, wat leidde tot de conclusie dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), was overschreden. Dit resulteerde in een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van zestien jaren naar vijftien jaren en negen maanden.
De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De overige onderdelen van het beroep werden verworpen. De middelen die door de verdachte waren ingediend, konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelde dat er geen andere gronden waren om de bestreden uitspraak ambtshalve te vernietigen. De uitspraak werd gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren W.F. Groos en Y. Buruma, in aanwezigheid van de waarnemend griffier J.D.M. Hart.