ECLI:NL:HR:2012:BX3849
Hoge Raad
- Cassatie
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Y. Buruma
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen arrest Gerechtshof Arnhem in strafzaak
Op 18 september 2012 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak (zaaknummer 11/03716) tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem, dat op 26 juli 2011 had geoordeeld in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1969. De verdachte had beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. B.P. de Boer uit Haarlem. In de schriftelijke middelen van cassatie die door de advocaat zijn ingediend, werden verschillende argumenten naar voren gebracht ter ondersteuning van het beroep. De Advocaat-Generaal, de heer Silvis, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat betekent dat hij van mening was dat de Hoge Raad het beroep niet zou moeten honoreren.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de ingediende middelen niet tot cassatie konden leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat de Hoge Raad geen nadere motivering hoeft te geven als de middelen niet leiden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad van mening was dat de zaak niet voldoende juridische vragen bevatte die een nadere uitleg of beoordeling vereisten.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, wat inhoudt dat het eerdere oordeel van het Gerechtshof in stand blijft. Dit arrest is uitgesproken door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en Y. Buruma, en in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz. De uitspraak markeert een belangrijk moment in de rechtsgang van de verdachte, die zijn rechtsmiddelen heeft uitgeput zonder dat de Hoge Raad aanleiding zag om het eerdere oordeel van het Gerechtshof te herzien.