ECLI:NL:HR:2012:BW9980
Hoge Raad
- Herziening
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam
Op 3 juli 2012 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvrage tot herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam. De aanvrager, vertegenwoordigd door mr. Th.O.M. Dieben, had een verzoek ingediend tot herziening van een eerder vonnis, waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, wegens 'openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen'. De aanvrage tot herziening was gebaseerd op de stelling dat er een omstandigheid was die, indien deze bekend was geweest bij de Politierechter, had geleid tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging. Deze omstandigheid betrof het feit dat een andere zaak, die onder parketnummer 13/650114-11 was ingediend, was geseponeerd.
De Hoge Raad heeft de aanvrage beoordeeld aan de hand van de gronden die door de Advocaat-Generaal Silvis waren aangedragen. De Hoge Raad kwam tot de conclusie dat de door de aanvrager gestelde omstandigheid niet kon worden aangemerkt als een omstandigheid als bedoeld in artikel 457, eerste lid aanhef en onder 2° van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor werd de aanvrage als ongegrond beschouwd en afgewezen op basis van artikel 468 van het Wetboek van Strafvordering.
De uitspraak van de Hoge Raad werd gedaan door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.