ECLI:NL:HR:2012:BW9980

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/03219 H
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam

Op 3 juli 2012 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvrage tot herziening van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam. De aanvrager, vertegenwoordigd door mr. Th.O.M. Dieben, had een verzoek ingediend tot herziening van een eerder vonnis, waarin hij was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk, wegens 'openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen'. De aanvrage tot herziening was gebaseerd op de stelling dat er een omstandigheid was die, indien deze bekend was geweest bij de Politierechter, had geleid tot niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging. Deze omstandigheid betrof het feit dat een andere zaak, die onder parketnummer 13/650114-11 was ingediend, was geseponeerd.

De Hoge Raad heeft de aanvrage beoordeeld aan de hand van de gronden die door de Advocaat-Generaal Silvis waren aangedragen. De Hoge Raad kwam tot de conclusie dat de door de aanvrager gestelde omstandigheid niet kon worden aangemerkt als een omstandigheid als bedoeld in artikel 457, eerste lid aanhef en onder 2° van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor werd de aanvrage als ongegrond beschouwd en afgewezen op basis van artikel 468 van het Wetboek van Strafvordering.

De uitspraak van de Hoge Raad werd gedaan door vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, en werd uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz.

Uitspraak

3 juli 2012
Strafkamer
nr. S 11/03219 H
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam van 14 april 2011, nummer 13/027147-11, ingediend door mr. Th.O.M. Dieben, advocaat te Amsterdam, namens:
[Aanvrager], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987, domicilie kiezende ten kantore van zijn raadsman.
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen" veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, waarvan een maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager voert daartoe aan dat het onderzoek van de zaak zou hebben geleid tot
niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in de vervolging indien de Politierechter destijds bekend zou zijn geweest met de omstandigheid dat de onder parketnummer 13/650114-11 aangebrachte zaak was geseponeerd.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
3.1. De Advocaat-Generaal Silvis heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage zal afwijzen.
3.2. De Hoge Raad heeft kennisgenomen van een nadat de conclusie van de Advocaat-Generaal is genomen nog ingekomen schrijven van de raadsman van de aanvrager, gedateerd 6 juni 2012.
4. Beoordeling van de aanvrage
Op de door de Advocaat-Generaal in zijn conclusie genoemde gronden kan de door de aanvrager gestelde omstandigheid niet worden aangemerkt als een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrage is dus ongegrond en moet ingevolge art. 468 Sv worden afgewezen.
5. Beslissing
De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken op 3 juli 2012.