ECLI:NL:HR:2012:BW7468

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/04405
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijzigingsverzoek kinderalimentatie en Belgisch fiscaal regime

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende een verzoek tot wijziging van kinderalimentatie. De verzoeker, een man woonachtig in België, heeft cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gerechtshof te Amsterdam. De man was in deze procedure vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. K. Aantjes, terwijl de vrouw, ook woonachtig in België, niet verschenen is. De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar eerdere beschikkingen van de rechtbank Alkmaar en het gerechtshof Amsterdam, die relevant zijn voor de beoordeling van het cassatieverzoek.

De kern van de zaak betreft de vraag of het Belgisch fiscaal regime van toepassing is bij de bepaling van de draagkracht van de man in het kader van de kinderalimentatie. De Advocaat-Generaal, P. Vlas, heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, met toepassing van artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit is met name omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven. De uitspraak benadrukt het belang van de toepassing van de juiste juridische normen bij de beoordeling van alimentatieverzoeken, en bevestigt dat de Hoge Raad niet altijd verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet relevant zijn voor de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

13 juli 2012
Eerste Kamer
11/04405
TT/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De man],
wonende te [woonplaats], België,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: aanvankelijk mr. P. Garretsen, thans mr. K. Aantjes,
t e g e n
[De vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikking in de zaak 113508/ FA RK 09-764 van de rechtbank Alkmaar van 30 juni 2010;
b. de beschikking in de zaak 200.074.430/01 van het gerechtshof te Amsterdam van 5 juli 2011.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het beroep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 13 juli 2012.