ECLI:NL:HR:2012:BW7012
Hoge Raad
- Cassatie
- F.B. Bakels
- A.H.T. Heisterkamp
- C.E. Drion
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Waardering van onroerend goed in huwelijksgoederengemeenschap
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de vrouw, wonende in Australië, tegen de beschikking van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De vrouw had beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof, waarin het hof zich had uitgesproken over de waardering van onroerend goed dat tot de huwelijksgoederengemeenschap behoort. De man, wonende in Nederland, heeft verzocht het beroep te verwerpen. De advocaat van de vrouw was mr. M. Bouman, terwijl de man werd bijgestaan door mr. J. van Duijvendijk-Brand.
De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar de eerdere beschikkingen van de rechtbank 's-Gravenhage en het Gerechtshof, die relevant zijn voor het verloop van het geding. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de vrouw, waarmee de beschikking van het hof in stand blijft. Deze uitspraak heeft implicaties voor de waardering van onroerend goed binnen de context van huwelijksgoederengemeenschappen en biedt inzicht in de toepassing van relevante juridische bepalingen.