ECLI:NL:HR:2012:BW7012

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/04431
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Waardering van onroerend goed in huwelijksgoederengemeenschap

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juli 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de vrouw, wonende in Australië, tegen de beschikking van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De vrouw had beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof, waarin het hof zich had uitgesproken over de waardering van onroerend goed dat tot de huwelijksgoederengemeenschap behoort. De man, wonende in Nederland, heeft verzocht het beroep te verwerpen. De advocaat van de vrouw was mr. M. Bouman, terwijl de man werd bijgestaan door mr. J. van Duijvendijk-Brand.

De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar de eerdere beschikkingen van de rechtbank 's-Gravenhage en het Gerechtshof, die relevant zijn voor het verloop van het geding. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat bepaalt dat geen nadere motivering nodig is wanneer de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep van de vrouw, waarmee de beschikking van het hof in stand blijft. Deze uitspraak heeft implicaties voor de waardering van onroerend goed binnen de context van huwelijksgoederengemeenschappen en biedt inzicht in de toepassing van relevante juridische bepalingen.

Uitspraak

13 juli 2012
Eerste Kamer
11/04431
RM/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vrouw],
wonende te [woonplaats], Australië,
VERZOEKSTER tot cassatie,
advocaat: mr. M. Bouman,
t e g e n
[De man],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de vrouw en de man.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak FA RK 08-7096 / 319172 van de rechtbank 's-Gravenhage van 29 april 2009, 5 oktober 2009 en 11 juni 2010;
b. de beschikking in de zaak 200.073.438/01 van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 6 juli 2011.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de vrouw beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De man heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping.
3. Beoordeling van het middel
De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren F.B. Bakels, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 13 juli 2012.