ECLI:NL:HR:2012:BW6753

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/02501
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot voorlopig getuigenverhoor en herroeping in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 augustus 2012 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure waarbij de eisers, [Eiser 1] en [Eiseres 2], in cassatie zijn gegaan tegen eerdere uitspraken van de rechtbank Rotterdam en het gerechtshof te 's-Gravenhage. De eisers verzochten om een voorlopig getuigenverhoor en om herroeping van eerdere uitspraken, maar de Hoge Raad heeft deze verzoeken afgewezen. De zaak is behandeld onder nummer 11/02501. De advocaat van de eisers, mr. H.H.M. Meijroos, heeft de zaak toegelicht, maar de verweerders, [Verweerder 1] en [Verweerster 2], zijn niet verschenen. De Hoge Raad heeft de conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent gevolgd, die tot verwerping van het cassatieberoep strekte. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten in de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, en dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten geen rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of rechtsontwikkeling oproepen. De eisers zijn in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerders zijn begroot op nihil. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer J.C. van Oven.

Uitspraak

10 augustus 2012
Eerste Kamer
11/02501
EE/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [Eiser 1],
2. [Eiseres 2],
beiden wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. H.H.M. Meijroos,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
2. [Verweerster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] c.s. en [verweerder] c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 215643/HA ZA 04-1201 van de rechtbank Rotterdam van 18 augustus 2004 en 8 februari 2006;
b. de arresten in de zaak 105.004.739/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 10 juli 2008 en 17 november 2009;
c. het arrest in de zaak 200.068.621/01 van het gerechtshof te 's-Gravenhage van 28 december 2010.
Het arrest van het hof van 28 december 2010 is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof van 28 december 2010 hebben [eiser] c.s. beroep in cassatie ingesteld.
De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] c.s. is verstek verleend.
De zaak is voor [eiser] c.s. toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] c.s. heeft bij brief van 8 juni 2012 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en M.A. Loth, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 10 augustus 2012.