ECLI:NL:HR:2012:BW5518
Hoge Raad
- Cassatie
- E.J. Numann
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- F.B. Bakels
- C.E. Drion
- G. Snijders
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Compensatie bij langdurige vertraging van luchtvaartmaatschappijen en de geldigheid van het Sturgeon-arrest
In deze zaak, behandeld door de Hoge Raad op 15 juni 2012, staat de vraag centraal of passagiers recht hebben op compensatie bij langdurige vertraging van vluchten, zoals vastgelegd in de Verordening (EG) Nr. 261/2004. De eiser, Transavia Airlines C.V., heeft cassatie ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter te Haarlem, dat op 28 december 2011 was gewezen. De zaak is van belang omdat het de geldigheid van het Sturgeon-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) betreft, dat op 19 november 2009 werd uitgesproken. Dit arrest heeft implicaties voor de rechten van luchtreizigers bij vertragingen en annuleringen van vluchten.
De Hoge Raad heeft in deze procedure de conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas in overweging genomen, die adviseerde het beroep van Transavia te verwerpen. De zaak is zowel schriftelijk als mondeling toegelicht door verschillende advocaten van Transavia. De Hoge Raad heeft echter besloten de uitspraak aan te houden in afwachting van een nieuwe uitspraak van het HvJEU, die op korte termijn werd verwacht. Dit besluit is genomen omdat er bijzondere omstandigheden waren die een spoedige uitspraak bemoeilijkten.
De Hoge Raad heeft de stukken in handen gesteld van de Procureur-Generaal voor het nemen van een aanvullende conclusie, nadat het HvJEU uitspraak heeft gedaan. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar gemaakt op 15 juni 2012, waarbij de vice-president en de raadsheren betrokken waren. De zaak benadrukt de complexiteit van het Europese recht en de noodzaak voor duidelijke richtlijnen omtrent de rechten van passagiers in de luchtvaartsector.