ECLI:NL:HR:2012:BW5515
Hoge Raad
- Cassatie
- E.J. Numann
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- F.B. Bakels
- C.E. Drion
- G. Snijders
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Compensatie bij langdurige vertraging van luchtvaartmaatschappijen en de geldigheid van het Sturgeon-arrest
In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, staat de vraag centraal of passagiers recht hebben op compensatie bij langdurige vertraging van hun vlucht, zoals vastgelegd in de Verordening (EG) Nr. 261/2004. De eiseres, Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (KLM), heeft cassatie ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter te Amsterdam. Dit vonnis, dat op 29 september 2011 is gewezen, is aan het arrest gehecht. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen in de zaak CV 10-31115 en stelt vast dat tegen de verweerders verstek is verleend. De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het beroep van KLM.
De zaak is bijzonder omdat het ook de geldigheid van het Sturgeon-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) betreft, dat op 19 november 2009 is gewezen. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de rechten van luchtreizigers bij vertragingen. De Hoge Raad heeft in deze zaak besloten om de uitspraak aan te houden in afwachting van een nieuwe uitspraak van het HvJEU, die op korte termijn wordt verwacht. De Procureur-Generaal is gevraagd om een aanvullende conclusie te nemen nadat het HvJEU uitspraak heeft gedaan.
De Hoge Raad heeft in zijn beslissing aangegeven dat er bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om af te wijken van de gebruikelijke procedure. Dit toont de complexiteit van de zaak aan, waarbij zowel nationale als Europese wetgeving een rol speelt. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 15 juni 2012, en de betrokken partijen zijn KLM en de verweerders, die niet zijn verschenen in de procedure.