ECLI:NL:HR:2012:BW5515

Hoge Raad

Datum uitspraak
15 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
12/00187
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie bij langdurige vertraging van luchtvaartmaatschappijen en de geldigheid van het Sturgeon-arrest

In deze zaak, die voor de Hoge Raad is gebracht, staat de vraag centraal of passagiers recht hebben op compensatie bij langdurige vertraging van hun vlucht, zoals vastgelegd in de Verordening (EG) Nr. 261/2004. De eiseres, Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (KLM), heeft cassatie ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter te Amsterdam. Dit vonnis, dat op 29 september 2011 is gewezen, is aan het arrest gehecht. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen in de zaak CV 10-31115 en stelt vast dat tegen de verweerders verstek is verleend. De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het beroep van KLM.

De zaak is bijzonder omdat het ook de geldigheid van het Sturgeon-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) betreft, dat op 19 november 2009 is gewezen. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de rechten van luchtreizigers bij vertragingen. De Hoge Raad heeft in deze zaak besloten om de uitspraak aan te houden in afwachting van een nieuwe uitspraak van het HvJEU, die op korte termijn wordt verwacht. De Procureur-Generaal is gevraagd om een aanvullende conclusie te nemen nadat het HvJEU uitspraak heeft gedaan.

De Hoge Raad heeft in zijn beslissing aangegeven dat er bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om af te wijken van de gebruikelijke procedure. Dit toont de complexiteit van de zaak aan, waarbij zowel nationale als Europese wetgeving een rol speelt. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 15 juni 2012, en de betrokken partijen zijn KLM en de verweerders, die niet zijn verschenen in de procedure.

Uitspraak

15 juni 2012
Eerste Kamer
12/00187
RM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
KONINKLIJKE LUCHTVAART MAATSCHAPPIJ N.V.,
gevestigd te Amstelveen,
EISERES tot cassatie,
advocaten: mr. R.S. Meijer en mr. Y.A. Wehrmeijer,
t e g e n
1. [Verweerder 1],
2. [Verweerster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als KLM en [verweerder] c.s.
1. Het geding in feitelijke instantie
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de vonnissen in de zaak CV 10-31115 van de kantonrechter te Amsterdam van 31 maart 2011 en 29 september 2011.
Het vonnis van de kantonrechter van 29 september 2011 is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen laatstgenoemd vonnis heeft KLM beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] c.s. is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal P. Vlas strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van KLM heeft bij brief van 25 mei 2012 op die conclusie gereageerd.
3. De verdere behandeling van het geding in cassatie
3.1 In deze zaak is verzocht om toepassing van art. 17 van het Rolreglement van de civiele kamer. De Hoge Raad heeft dit verzoek toegewezen, waarna de Procureur-Generaal met spoed heeft geconcludeerd op 11 mei 2012. Ingevolge art. 17 lid 1 van het Rolreglement dient de Hoge Raad thans zo spoedig mogelijk uitspraak te doen. Inmiddels is echter gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de Hoge Raad aanleiding ziet hiervan af te wijken.
3.2 Het gaat in deze zaak over het recht op compensatie bij langdurige vertraging op grond van art. 6 en 7 van de Verordening (EG) Nr. 261/2004 inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten. De zaak spitst zich erop toe, kort gezegd, of het arrest van het HvJEU 19 november 2009, gevoegde zaken C-402/07 en C-432/07, Jur. 2009, p. I-10923, NJ 2010/137 (het Sturgeon-arrest) nog steeds het geldende recht weergeeft.
Op 15 mei 2012 heeft de Advocaat-Generaal van het HvJEU geconcludeerd in de gevoegde zaken C-581/10 en C-629/10, waarin in de kern dezelfde vraag aan de orde is. Uit ambtshalve door de Hoge Raad ingewonnen inlichtingen is gebleken dat in deze zaken op korte termijn uitspraak is te verwachten.
3.3 Op grond van deze bijzondere omstandigheden ziet de Hoge Raad aanleiding zijn uitspraak aan te houden totdat het HvJEU uitspraak heeft gedaan.
3.4 De stukken worden opnieuw in handen gesteld van de Procureur-Generaal voor het nemen van een aanvullende conclusie nadat het HvJEU uitspraak heeft gedaan.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
stelt de stukken in handen van de Procureur-Generaal voor het nemen van een aanvullende conclusie.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, F.B. Bakels, C.E. Drion en G. Snijders, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 15 juni 2012.